Conclusie
Op deze pagina worden de 3 verschillende conclusies besproken.
Uit de gemeten resultaten zijn er namelijk drie verschillende conclusies te trekken:
- De geleiding(S) wordt groter als de temperatuur groter wordt;
- De mate van geleiding heeft geen invloed op de spanning(U), maar wel op de stroomsterkte(I);
- NaCl(aq) heeft een betere geleiding dan MgSO4(aq)

De geleiding(S) wordt groter als de temperatuur hoger wordt
In het tabblad onderzoek heeft u kunnen lezen dat wanneer je een zout oplost in water d e sterke molecuulbindingen tussen de zouten verbroken en valt zout uiteen in een positief geladen ion en een negatief geladen ion. Omdat ze dan kunnen bewegen, kunnen ze stroom geleiden, maar waarom geleidt een zout beter als de temperatuur hoger wordt? Het heeft te maken met viscositeit, die van de temperatuur afhankelijk is. Viscositeit kan je ook aanduiden als de stroperigheid van een vloeistof. Hoe ‘stroperiger’ de vloeistof, hoe slechter de ionen zich door de vloeistof kunnen verplaatsen en hoe groter dus de weerstand. Bij een hogere temperatuur wordt de viscositeit kleiner, dus de weerstand kleiner en de geleidbaarheid groter. De viscositeit wordt kleiner, omdat de molecuulbindingen minder sterk worden en daardoor wordt een stof minder stroperig. Als het kouder wordt, dan wordt de viscositeit juist weer groter, en de geleidbaarheid dus kleiner. Dat komt omdat de molecuulbindingen sterker worden. Ze worden stroperiger of zelfs vast(ijs).
De mate van geleiding heeft geen invloed op de spanning(U), maar wel op de stroomsterkte(I)
Aan de hand van de formule U(spanning)=I(stroomsterkte)xR(weerstand) en de formule G(geleidbaarheid)=1/R(weerstand) hoop ik uit te leggen waardoor het komt dat de I verandert als de geleiding verandert, en de U niet. De eerste aanname die we doen is dat de G kleiner wordt wanneer de weerstand kleiner wordt, want bij G=1/R is het zo: hoe kleiner de weerstand hoe hoger de G. De spanning blijft gelijk, omdat we de hele tijd de zelfde spanning toe bleven voeren. Als de spanning gelijk blijft en de weerstand wisselt moet de stroomsterkte ook mee blijven wisselen om de spanning op het zelfde niveau te laten houden(U=IxR).
NaCl(aq) heeft een betere geleiding dan MgSO4(aq)
Hoe goed een zout geleidt heeft te maken met het aantal ionen er in de zoutoplossing zijn. Hoe meer ionen, des te beter geleidt een stof. Je kan het aantal ionen (in mol) uitrekenen met de formule m(massa in kg)=n(chemische hoeveelheid in mol) x M(mol massa in gram/mol). N is het aantal deeltjes (in dit geval ionen in water) dat ergens in zit, uitgedrukt in mol. Wanneer er gesproken wordt over 1mol, heb je het over 6,02x1023 deeltjes. Hoe hoger de n, hoe meer ionen en dus een betere geleiding.
n van 5 gram NaCl
M=22,99+35,45=58,44 g/mol
m=5 gram
n=m/M=5/58,44=0,086 mol
n van 5 gram MgSO4
M=24,31+32,06+4x16=120.37 g/mol
m=5 gram
n=m/M=5/120.37=0,042 mol
Bij NaCl is de n hoger dan bij MgSO4, er zitten dus meer ionen in de NaCl zoutoplossing en daarom geleidt NaCl(aq) dus beter dan MgSO4(aq).